dinsdag 7 januari 2014

woordenschatschrift - periode 1



1. Accuraat – zeer nauwkeurig
De uitslag van een DNA-test is altijd accuraat.
2. Matineus – gewend om vroeg op te staan
Als je heel lang een leraar bent wordt je vanzelf matineus.
3. Douceur – fooi
In sommige landen is het onbeleefd om de ober geen douceur te geven.
4. Collisie – botsing
Toen het oordeel over de scholen bekend werd, ontstond hevige collisie tussen de ouders.
5. Cineast – filmmaker
Als je een cineast wilt worden moet je goede ideeën hebben voor scripts.
6. Apocrief – twijfelachtig
Nick komt wat apocrief over, omdat hij met zijn handen friemelt.
7. Clementie – genade
In de tijd van de Romeinen was het normaal om om clementie te smeken tijdens een duel.
8. Bisbilles – gekibbel over een kleinigheid
Al die bisbilles bleek uiteindelijk alleen maar over een potlood te gaan.
9. Myopie – bijziendheid
Er wordt gezegd dat heksen ook myopie hebben naast hun magie. 
10. Ney – een muziekinstrument
Tijdens muziekles bespeel ik vaak de ney.        
11. Netelig – lastig
Het is een netelige keuze om tussen patat en pizza te kiezen.
12. Explicatie – uitleg
Omdat ik wiskunde niet zo goed snap, vroeg ik om extra explicatie bij de meester.
13. Fiducie – vertrouwen
Bij een relatie is het belangrijk om fiducie in elkaar te hebben.
14. Heroïsch – heldhaftig
Toen het jongetje een kat uit de boom hielp vond iedereen dat heel heroïsch van hem.
15. Lumineus – schitterend
Jullie woonkamer is echt lumineus, ik vind het prachtig.
16. Restitueren – terugbetalen
Je had vorige week nog geld van me geleend, ga je dat nog restitueren?
17. Xylografie – houtsnijkunst
Toen we naar een tentoonstelling van xylografie gingen zagen we allemaal houten stoelen.
18. Apocrief – twijfelachtig
Hij was best apocrief over zijn keuze.
19. Somnambulisme – slaapwandelen
Ongeveer 10% van de bevolking leidt aan somnambulisme, wat erg lastig kan zijn ’s nachts.
20. Lucullisch – weelderig
Het avondeten zag er vandaag erg lucullisch uit.
21. Alluderen – spotten
Als een kind een bril op heeft, alluderen zijn medeleerlingen vaak met hem.
22. Eloquent – goedgebekt
Pepijn kent echt veel spreekwoorden en daarom noemt iedereen hem eloquent.
23. Fytofaag – plantenetend
Herbivoren worden ook wel fytofagen genoemd.
24. Eidetisch – fotografisch
Mijn pa heeft een eidetisch geheugen en kan alles onthouden.
25. Peigeren – doodgaan
Harry had zo’n pijn van de messteek in zijn zij, maar weigerde te peigeren.
26. Agrarische – landbouw betreffend
De boeren leden zwaar tijdens de agrarische revolutie.
27. Laconiek – kalm
Monique reageerde best wel laconiek op het slechte nieuws.
28. Vigilant – wakker
Ik was al vigilant om 6 uur ’s ochtends.
29. Illuminatie – verlichting
Mijn geschiedenis leraar gelooft in illuminatie.
30. Archipel – eilandengroep
Nederland heeft een kleine archipel waar Schiermonnikoog bij hoort.
31. Terp - Kunstmatig opgeworpen woonheuvel
Het oude dorpje Koekeroe is gelegen op een op natuurlijke wijze ontstane terp.
32. Abdomen – buikholte
Hun lichaam kan worden onderverdeeld in 3 zones: kop, abdomen en pereon.
33. Regime – bestuur van een ondemocratische regering
De film ging over het communistisch regime in het begin van de jaren '50.
34. Verzoening – vrede
Idris sloot verzoening met zijn vriendin uit nadat zij hem had bedrogen.    
35. Toxisch – giftig
We kwamen erachter dat sommige kreeftsoorten toxisch waren.
36. Behagen – aangenaam vinden
Het behaagde hem wel dat hij mee mocht gaan naar Londen.
37. Eit – oorsmeer
Door te veel eit in z’n oor kreeg hij een ontsteking.
38. Quotiënt – delingsuitkomst
We moesten vaak het quotiënt berekenen bij wiskunde.
39. Disgenoot – tafelgenoot
De buren waren vandaag disgenoot bij ons avondeten.
40. Integraal – in zijn geheel
Het werkstuk was integraal compleet en er ontbrak niks aan.
41. Homologeren – goedkeuren
Het kostte heel wat moeite totdat mijn vader een tattoo homologeerde.
42. Bewindvoering – bestuur
De bewindvoering lastte de belasting op auto’s af.
43. Atrofie – verschrompeling  van organen
Mijn vader bleek atrofie te hebben en de dokter zei dat het schadelijk voor z’n nieren was.
44. Barribal – bullebak
Mijn broertje werd gepest door een barribal.                  
45. Caecum – blindedarm
Het bleek dat de caecum van Josh was ontstoken en hij dus een operatie moest begaan.
46. Coulant – handelbaar
De situatie was coulant voor de rector en dus kon ze het oplossen.
47. Provocatie – uitdaging
Deze opdracht was een provocatie voor mij ben ik heb het toch kunnen doen.            
48. Mako – een soort haai
In Hawaï zwemmen veel mako’s en dat is gevaarlijk voor de bevolking.                        
49. Pedant – arrogant
Je gedraagt je echt pedant, maar je bent niet belangrijker dan anderen hoor.
50. Pragmatisch – bruikbaar
Ik denk wel dat die auto pragmatisch is aangezien je veel reist.
51. Assertief – als je voor jezelf durft op te komen
Ik ben blij dat ik assertief ben en geen watje dat alles pikt.
52. Vlijt – ijverig
Mehmet is vlijt bezig en maakt altijd zijn huiswerk.
53. Clownesk – grappig
Ravi is altijd clownesk en iedereen lacht om zijn grappen.
54. Eschara – korst
Nadat ik mijn knie had opengehaald ontstond er een eschara rond de wond.
55. Rancune – wrok
Hij heeft nog steeds rancune voor zijn vriendin die hem verraden heeft.
56. Faux – onecht
Omdat hij niet genoeg geld had heeft hij faux leer gekocht.
57. Straffe – straf
Omdat Cirano zich niet goed gedroeg kreeg hij straffe.
58. Frisko – chocoladeijsje
Omdat Liam geen aardbeienijs lust, nam hij een frisko.
59. Verkneukelen – lachen om leedvermaak
Toen de twee kinderen van de trap vielen verkneukelde Gianni helemaal.
60. Pulque – Mexicaanse drank
Als je naar Mexico bent geweest, moet je natuurlijk wat pulque gedronken hebben.
61. Parafraseren – omschrijven
Om een beter beeld te krijgen moest Arthur de dader parafraseren van de politie.
62. Ordentelijk – netjes
Mijn kamer moest ordentelijk zijn van m’n moeder, omdat er gasten komen.
63. Intentie – bedoeling
Het was niet mijn intentie om het slechter te maken, je moet me geloven.
64. Moraviër – slaaf
Gelukkig mag je tegenwoordig geen moraviërs meer houden, dat mocht alleen vroeger.
65. Punctie – prik
Om een infectie te voorkomen moesten we naar het ziekenhuis voor een punctie.
66. Ijlings – vluchtig
We waren al te laat voor onze afspraak dus liepen we ijlings door de gangen.
67. Residu – overblijfsel van iets
Toen we tijdens scheikunde het mengsel lieten verdampen bleef er nog een residu over.
68. Ensor – schilder
Ik vroeg de ensor om mij te schilderen en hij stemde in voor een mooi prijsje.
69. Permitteren – toelaten
Ik kan het niet permitteren om mijn auto uit te lenen op dit moment.
70. Accidenteel – toevallig
Ik kan niet geloven dat ik mijn vriend uit Engeland gewoon accidenteel ben tegengekomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten