dinsdag 7 januari 2014

tijdschrift hoofdstuk 2 - opdracht 5



Tekst 4
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
De kijk op taal vanuit de ooghoek van jongeren.
2. Uit welke alinea(´s) bestaat de inleiding?
Uit alinea 1 en 2.
3. Hoeveel alinea´s heeft de tekst?
Twaalf alinea´s.
4. Uit hoeveel alinea(`s) bestaat het slot?
Uit 1 alinea.
5. Waar staat A.B.N voor?
Algemeen Beschaafd Nederlands.
6. Wat zijn emoticons?
Het zijn smiley´s die emotie en gevoel geven aan de tekst die geschreven is.
7. Wat vinden Nederlandse jongeren van het Nederlands?
Een lelijke taal. Het is niet modern en vooral saai. Ook vinden ze de uitspraak lelijk.
8. Zijn de lessen Nederlands of verhalen, liedjes en poëzie leerzamer? Wat vind jij?
Eigen mening leerling.
9. Waarom vinden de jongeren Engels een beter taal?
Omdat het een trendy en moderne taal is, waarvan ze zich van de volwassenen kunnen onderscheiden. Ook helpt het hen met het leren van vreemde talen.
10. Hoe gaan jongeren met taal om?
Ze passen hun taalgebruik aan, het hangt er dus vanaf met wie ze praten. Ze hebben ook hun eigen taal, straattaal genoemd, en gebruiken vele afkortingen en emoticons.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten